Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·leent

Werkwoord

vervoeging van
inlenen

inleent

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlenen
    • ... dat jij inleent. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlenen
    • ... dat hij inleent. 

Gangbaarheid