Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ko·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inkoken
kookte in
ingekookt
zwak -t volledig

Werkwoord

inkoken

  1. overgankelijk (scheikunde), (kookkunst) door verdamping bij het kookpunt het volume van een vloeistof verkleinen
    • Het mengsel werd enige tijd ingekookt en lichtjes gebonden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be