Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·kleurt

Werkwoord

vervoeging van
inkleuren

inkleurt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkleuren
    • ... dat jij inkleurt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkleuren
    • ... dat hij inkleurt.