Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·joeg

Werkwoord

vervoeging van
injagen

injoeg

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van injagen
    • ... dat ik injoeg. 
    • ... dat jij injoeg. 
    • ... dat hij, zij, het injoeg. 

Gangbaarheid