Nederlands

 
Injectiespuit
Uitspraak
Woordafbreking
  • in·jec·tie·spuit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord injectiespuit injectiespuiten
verkleinwoord injectiespuitje injectiespuitjes

Zelfstandig naamwoord

de injectiespuitv / m

  1. (gereedschap) een cilinder met een holle naald, bedoeld om iets te kunnen inspuiten
    • Ze stonden al klaar met een fikse injectiespuit. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid