ingespeeld
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ingespeeld (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɪŋɣəˌspelt/
Woordafbreking
- in·ge·speeld
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van inspelen: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling van in bw en gespeeld ww [1]
Werkwoord
vervoeging van: | inspelen… |
verbogen vorm: | ingespeelde |
ingespeeld
- voltooid deelwoord van inspelen
stellend | |
---|---|
onverbogen | ingespeeld |
verbogen | ingespeelde |
Bijvoeglijk naamwoord
ingespeeld
- gewend om onderling nauw samen te werken
Opmerkingen
- Wordt niet alleen gebruikt bij sport en podiumkunsten waar "inspelen" letterlijk op van toepassing is, maar ook (figuurlijk) in situaties waar het louter om de samenwerking gaat.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Dorjee, H.geciteerd in "Een voetbalelftal is geen bouwpakket' in: NRC Handelsblad jrg. 24 nr. 279 (27 augustus 1994); p. 11 kol. 5; geraadpleegd 2016-11-06
- ↑ Smit, E.De regels van het spelletje. Persoonlijke ontwikkeling voor mensen met lef 2e druk (mei 2011) Scriptum; ISBN 9789055946068; p. 24; geraadpleegd 2016-11-06