Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·fuus·fles
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord infuusfles infuusflessen
verkleinwoord infuusflesje infuusflesjes

Zelfstandig naamwoord

de infuusflesv / m

  1. (medisch) een glazen fles waarin infuusvloeistof zit die men direct in de bloedbaan kan toedienen
     De ontspannen, bijna trage stemming die in de ambulance had geheerst, veranderde in georganiseerde chaos of rustige paniek of hoe je het moest noemen wanneer vier personen bij de spoedeisende hulp van het grote ziekenhuis — hij kreeg niet mee welk ziekenhuis — de brancard opvingen en daarna in sneltreinvaart voor zich uit duwden door de gangen en schreeuwden over meerdere schotwonden, wat ervoor leek te zorgen dat iedereen in de omgeving uit de weg sprong terwijl iemand een bungelende infuusfles boven hem in orde bracht en twee anderen probeerden zijn Ideren uit te trekken.[1]
     Volgens de aanklager is een kapotte infuusfles de oorzaak van de infecties bij de baby's. "We hebben reden om te geloven dat de flessen besmet waren toen ze bij het Academisch Ziekenhuis aankwamen", zegt hoofdaanklager Klaus Peter Meith.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  2.   Weblink bron “Baby's Mainz dood door defecte fles” (Vrijdag 27 augustus 2010), NOS