Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: onder schuilnaam’ voor het eerst aangetroffen in 1662 [1]
  • Uit het Latijn incognitus, niet gekend (in- niet + cognitus gekend)
Woordafbreking
  • in·cog·ni·to
enkelvoud meervoud
naamwoord incognito -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het incognitoo

  1. het verborgen houden van de identiteit

Bijvoeglijk naamwoord

incognito

  1. ongekend
  2. zonder herkend te kunnen worden
  3. onder schuilnaam

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen