Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ces·tu·eus
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen incestueus incestueuzer incestueust
verbogen incestueuze incestueuzere incestueuste
partitief incestueus incestueuzers -

Bijvoeglijk naamwoord

incestueus

  1. op incest betrekking hebbend
    • De mythologie van het Oude Egypte stond bol van de incestueuse verhoudingen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen