Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·bur·ge·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inburgering inburgeringen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de inburgeringv

  1. het inburgeren d.w.z. in een nieuwe cultuur integreren
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen