Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·be·droefd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen inbedroefd
verbogen inbedroefde
partitief inbedroefds

Bijvoeglijk naamwoord

inbedroefd

  1. buitengewoon verdrietig
    • "Dat dat doe jij toch niet; dat kan niet!" stamelt moeder, terwijl ze haar zoon zo inbedroefd aankijkt, dat hij er koud van wordt. [1]
Opmerkingen

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inbedroefd.

Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen