in- en ingelovige

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in- en in·ge·lo·vi·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

in- en ingelovige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van in- en ingelovig
    • Hij, die onhandige, verlegen, loensende jongen was uitverkoren door deze elegante, beschaafde, in- en ingelovige man, die over een enorme macht leek te beschikken. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen