Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·puls·ijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord impulsijs -
verkleinwoord impulsijsje -

Zelfstandig naamwoord

het impulsijso

  1. ijsje dat in een spontane opwelling wordt gekocht

Gangbaarheid

19 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be