import
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- im·port
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | import | importen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de import m
- (economie) invoer van handelswaar uit het buitenland
- mensen die afkomstig zijn van elders
- (informatica) gegevens afkomstig uit een ander systeem
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord import staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "import" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ import op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Tsjechisch
Zelfstandig naamwoord
import m