ijslepel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ijs·le·pel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ijs en lepel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijslepel | ijslepels |
verkleinwoord | ijslepeltje | ijslepeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de ijslepel m
- (huishouden) lepel om ijs mee te scheppen
- (huishouden) lepel om ijs mee te eten
Gangbaarheid
- Het woord 'ijslepel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijslepel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be