identificeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- iden·ti·fi·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
identificeren |
identificeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van identificeren
- Ik identificeer.
- gebiedende wijs van identificeren
- Identificeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van identificeren
- Identificeer je?