Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·we·lijk·ten uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uithuwelijken

huwelijkten (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uithuwelijken
    • Wij huwelijkten uit. 
    • Jullie huwelijkten uit. 
    • Zij huwelijkten uit. 

Gangbaarheid