huurster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- huur·ster
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van huren met het achtervoegsel -ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huurster | huursters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de huurster v
- (economie) een vrouw die iets huurt
- Mejuffrouw Stamper, huurster van mevrouw Van Zeuren die haar de huur heeft opgezegd, deelt in een kort briefje mee dat zij aan de door Havinck voorgestelde gang van zaken (biezen pakken en wegwezen) geen medewerking zal verlenen. [1]
- De zoon van een van mijn huursters wil schilder worden, zit sinds de herfst in Wenen op school, wilde op de Hongaars-Oostenrijkse Academie voor Beeldende Kunst beginnen, maar werd niet toegelaten en gaat in plaats daarvan naar een privéschool. [2]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord huurster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huurster" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Brouwers, MarjaHavinck 1989 ISBN 90-234-2363-1 pagina 16
- ↑ Knausgard, Karl OveVrouw 2015 ISBN 978-90-445-3227-2 pagina 482
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be