Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hurk·sprong
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hurksprong hurksprongen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hurksprongm

  1. gymnastische oefening waarbij met springt met aaneengesloten opgetrokken knieën

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen