Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp·ver·leent

Werkwoord

vervoeging van
hulpverlenen

hulpverleent

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hulpverlenen
    • ... dat jij hulpverleent. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hulpverlenen
    • ... dat hij hulpverleent.