Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·zwa·luw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huiszwaluw huiszwaluwen
verkleinwoord huiszwaluwtje huiszwaluwtjes

Zelfstandig naamwoord

de huiszwaluwv / m

  1. (zangvogels) Delichon urbica  , een zwaluw die zijn nest tegen de huizen aanbouwt
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen