Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisonderwijs -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het huisonderwijso

  1. (onderwijs) onderwijsvorm waarbij ouders het onderwijs niet delegeren aan een school maar het zelf ter hand nemen
Synoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid