Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • houd te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegenhouden

houd tegen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenhouden
    • Ik houd tegen. 
  2. gebiedende wijs van tegenhouden
    • Houd tegen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenhouden
    • Houd je tegen? 


Gangbaarheid