Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hop
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord hop hoppen
verkleinwoord hopje hopjes

Zelfstandig naamwoord

[A] hop m

  1. (neushoornvogelachtigen) bepaald soort vogel, Upupa epops  , met typische kuif
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord hop
verkleinwoord hopje hopjes

Zelfstandig naamwoord

[B] hop v / m

  1. (bloemplanten) (drinken) Humulus lupulus   bepaalde plant die onder andere wordt gebruikt bij de bereiding van bier
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Tussenwerpsel

[C] hop

  1. uitroep bij een opspringende beweging
Afgeleide begrippen
[C] enkelvoud meervoud
naamwoord hop
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

v / m

[C] hop

  1. (dans) benaming voor een (dans)beweging op één been, die doet denken aan huppelen, stap-hop-stap-hop
Hyponiemen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
hoppen

[C] hop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoppen
    • Ik hop. 
  2. gebiedende wijs van hoppen
    • Hop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoppen
    • Hop je? 
[D] enkelvoud meervoud
naamwoord hop hoppen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[D] hop o

  1. (aardrijkskunde) inham langs de kust
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[10]

Meer informatie

  • [A 1] hop in het Nederlands Soortenregister N
  • [A 1] hop op Wikidata  
  • [B 1] hop op Wikidata  
  • [B 1] hop op "Wilde planten in Nederland en België"

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
hop hops

Zelfstandig naamwoord

hop

  1. sprong, sprongetje
  2. (plantkunde) hop (Humulus lupulus)
vervoeging
onbepaalde wijs to  hop 
he/she/it  hops 
verleden tijd  hopped 
voltooid
deelwoord
 hopped 
onvoltooid
deelwoord
 hopping 
gebiedende wijs  hop 

Werkwoord

hop

  1. huppen, sprongen


Lets

Tussenwerpsel

hop

  1. hup (bij een snelle beweging omhoog)