Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoor toe
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
toehoren

hoor (...) toe

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toehoren
    • Ik hoor toe. 
  2. gebiedende wijs van toehoren
    • Hoor toe! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toehoren
    • Hoor je toe? 

Gangbaarheid