Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·stad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdstad hoofdsteden
verkleinwoord hoofdstadje hoofdstadjes

Zelfstandig naamwoord

de hoofdstadv / m

  1. (regering) een belangrijke stad waarvandaan meestal het land, de staat, deelstaat of provincie wordt bestuurd
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen