Nederlands

 
honkbalpet
Uitspraak
Woordafbreking
  • honk·bal·pet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord honkbalpet honkbalpetten
verkleinwoord honkbalpetje honkbalpetjes

Zelfstandig naamwoord

de honkbalpetv / m

  1. (sport) (hoofddeksel) hoofddeksel met een grote klep die honkballers dragen
     De winkelbediende, een jongeman met een honkbalpet achterstevoren op zijn hoofd, tekende een kaartje voor me.[1]
     Demjanjuk heeft tijdens het helemaal niets gezegd. Hij droeg doorgaans een honkbalpet en een zonnebril, en werd in een rolstoel de rechtszaal binnen gereden. Vervolgens werd hij op een bed gelegd, waarna hij ogenschijnlijk onaangedaan de zittingen volgde.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)
    “Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832
  2.   Weblink bron “Straf én vrijlating Demjanjuk” (12-05-2011), NOS