Nederlands

kort hoestje
Uitspraak
Woordafbreking
  • hoest
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘uitstoting van lucht met keelgeluid’ voor het eerst aangetroffen in 1253 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hoest hoesten
verkleinwoord hoestje hoestjes

Zelfstandig naamwoord

de hoestm

  1. een reflexmatige explosieve uitademing
    • Een hoest ontstaat bij prikkeling van de luchtwegen en reinigt deze van slijm en vreemde voorwerpen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
hoesten

hoest

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van hoesten
  2. gebiedende wijs van hoesten

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen