Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hob·by·is·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hobbyisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het hobbyismeo

  1. het beoefenen van een hobby
  2. niet-professionele aanpak (-> beunhazerij)
Verwante begrippen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be