Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hij·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hijger hijgers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de hijgerm

  1. iemand die hijgt
  2. man die anoniem vrouwen belt (of vice versa) om zich n.a.v. hun reacties seksueel te bevredigen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen