• her·zeg
vervoeging van
herzeggen

herzeg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herzeggen
    • Ik herzeg. 
  2. gebiedende wijs van herzeggen
    • Herzeg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herzeggen
    • Herzeg je?