hertog
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- her·tog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hertog | hertogen |
verkleinwoord | hertogje | hertogjes |
Zelfstandig naamwoord
de hertog m
- (adel) geschiedkundige term voor een landsheer, oorspronkelijk van een hoger hiërarchisch niveau dan de graaf, de heerser in een hertogdom
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. geschiedkundige term voor een landsheer, oorspronkelijk van een hoger hiërarchisch niveau dan de graaf, de heerser in een hertogdom
Gangbaarheid
- Het woord hertog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hertog" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "hertog" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hertog op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
Woordafbreking
- her·tog
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hertog | hertoë |
hertog