Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·be·noemt

Werkwoord

vervoeging van
herbenoemen

herbenoemt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbenoemen
    • Jij herbenoemt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbenoemen
    • Hij herbenoemt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van herbenoemen
    • Herbenoemt! 

Gangbaarheid