• her·be·leef·de
vervoeging van
herbeleven

herbeleefde

  1. enkelvoud verleden tijd van herbeleven
    • Ik herbeleefde. 
    • Jij herbeleefde. 
    • Hij, zij, het herbeleefde. 
     Dankzij haar herbeleefde ik tijdens het lopen vaak de mooie momenten die we als gezin samen in het verleden hebben beleefd.[1]
     Fanny en Alexander speelde zich rond 1910 af, niet zo ver verwijderd van haar eigen jeugd, het was alsof ze die herbeleefde in een moderne kleurenfilm.[2]
  1. verbogen vorm van herbeleefd, voltooid deelwoord van herbeleven
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149