Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hen·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van hengel met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hengelen
hengelde
gehengeld
zwak -d volledig

Werkwoord

hengelen

  1. inergatief (visserij) vis trachten te vangen met een haak aan een lijn dei geleid wordt op een lange stok
    • Zij hengelden voornamelijk op baars. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be