Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • he·mel op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
ophemelen

hemel (…) op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophemelen
    • Ik hemel op. 
  2. gebiedende wijs van ophemelen
    • Hemel op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophemelen
    • Hemel je op? 

Gangbaarheid