heila
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hei·la
Tussenwerpsel
heila!
- uitroep om iemands aandacht te trekken
- Gerretje luchtte zijn verkropte woede. "Heila! Zullen jullie je gezicht er eens houden, inktvissen?" [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'heila' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heila" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Fabricius, J.De scheepsjongens van Bontekoe. 28ste druk (2003) Leopold, Amsterdam; ISBN 90 258 4241 0; p. 370; geraadpleegd 2017-05-25
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
IJslands
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
heila
heila
heila
- accusatief onbepaald mannelijk enkelvoud van heili
heila
heila
- accusatief onbepaald mannelijk meervoud van heili