Nederlands

 
havenweg
Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ven·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord havenweg havenwegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de havenwegm

  1. weg aan of bij de haven van een stad of dorp
     De brandweer rukte met groot materieel uit en is nog bezig met nablussen op het industrieterrein aan de Nieuwe Havenweg.[1]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Bedrijfspand in Hilversum uitgebrand” (Woensdag 4 november 2015, 17:09), NOS