Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ven·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord havenbedrijf havenbedrijven
verkleinwoord havenbedrijfje havenbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het havenbedrijfo

  1. (scheepvaart) bedrijf dat een haven exploiteert
     De haven ligt niet ver van het dichtbevolkte centrum van de hoofdstad van Senegal, waar ruim 1 miljoen mensen wonen. Volgens het havenbedrijf heeft de eigenaar van de lading inmiddels een magazijn buiten de stad gevonden om het ammoniumnitraat in op te slaan.[1]
     Hij had zich goed ingelezen, foto's en filmpjes bekeken maar niets kon René van der Plas voorbereiden op de enorme schade die hij in de haven van Beiroet zou aantreffen. "Dit is op een schaal, daar kan je je eigenlijk geen voorstelling van maken," zegt de directeur van de internationale tak van Havenbedrijf Rotterdam, terwijl hij uitkijkt over de wrakstukken.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “ (Vrijdag 21 augustus 2020, 13:15), Wikipedia
  2.   Weblink bron “Rotterdamse havendirecteur in Beiroet: haven mooier maken dan hij was” (Vrijdag 28 augustus 2020, 18:51), NOS