Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hart·ver·zak·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hartverzakking hartverzakkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hartverzakkingv

  1. (figuurlijk) schrik die zo groot is dat je bloedsomloop tot stilstand lijkt te komen
     In plaats van 450 bezorgen nu dagelijks 400 ‘asofietsers’ hun stadsgenoten bijna een hartverzakking – vooral bij de afdaling kan het hard gaan op de brug. Hoezo, een succes![2]
     Zo min mogelijk remmen is een gewoonte geworden, ook op de snelweg. Ik duik in gaten, onbewust ook wel eens aan de rechterkant, waarmee ik de verkeersregels natuurlijk grof overtreed. Daarbij kan het best zijn dat ik dicht langs de bumper van een medeweggebruiker scheer. Niet uit lompigheid of irritatie, maar gewoon omdat ik dat gewend ben en omdat mijn inschatting van ruimte en afstand veel beter is geworden door het wielrennen. Dat andere automobilisten daar wel eens een hartverzakking van krijgen snap ik best, maar ik kan het gewoon niet helpen. Ik doe het niet expres.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. hartverzakking op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Geschreven door:Jan Smit
    “Lafjes ‘boe’ roepen tegen spookfietsers: dat kan beter!” (22/08/2018), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    Geschreven door:Marijn de Vries
    “Wielrensters zijn een gevaar op de weg” (03/07/2012), HP de Tijd