Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hang·ta·fel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hangtafel hangtafels
verkleinwoord hangtafeltje hangtafeltjes

Zelfstandig naamwoord

de hangtafelv / m

  1. (meubel) een tafel waaraan men kan staan of hangen
    • De cateraar had 10 hangtafels neergezet waaraan de gasten konden staan om te praten 
Synoniemen
  1. statafel

Gangbaarheid