Nederlands

 
handwapen
Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·wa·pen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handwapen handwapens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het handwapeno

  1. wapen dat met één hand gebruikt kan worden
    • Een gewapende overvaller heeft vrijdag in de meest beveiligde straat van Frankrijk voor naar schatting één miljoen euro aan juwelen buitgemaakt. Juwelier Chopard ligt tegenover het Élysée, het woon- en werkpaleis van de Franse president aan de Parijse Rue du Faubourg Saint-Honoré. De straat is sinds de terreuraanslagen van vorige maand om veiligheidsredenen gedeeltelijk afgezet, maar dat heeft de overvallers er niet van weerhouden op klaarlichte dag toe te slaan. Volgens radiozender Europe 1 zou de ongeveer veertigjarige dader met een handwapen om 11 uur ’s ochtends het personeel bedreigd hebben. De politie weet nog niet zeker of het wapen echt was. (NRC) [2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen