Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hal·te·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haltering halteringen
verkleinwoord halterinkje halterinkjes

Zelfstandig naamwoord

de halteringv / m

  1. (verkeer) het steeds stoppen van een bus of trein bij een halte of op een station.
    • De bushalte werd gereed gemaakt voor de haltering van gelede bussen. 

Gangbaarheid