Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • half·scha·duw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord halfschaduw halfschaduwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de halfschaduwv / m

  1. plaats waar maar weinig direct licht aanwezig is
     De foto was door een beroepsfotograaf in een studio gemaakt, gezicht gevat in een sombere halfschaduw, als van een filmster.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen