Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • half·dicht
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen halfdicht
verbogen halfdichte
partitief halfdichts

Bijvoeglijk naamwoord

halfdicht

  1. niet helemaal gesloten
    • Het gaat echter van kwaad tot erger, ze wordt bedrogen en misbruikt en uiteindelijk op straat gezet met schamele bezittingen. Er ligt te midden van haar uitzichtloze ellende één belangrijke vraag op haar hart, die ze bij gebrek aan een luisterend oor stelt aan een hond: „„Is er Iemand die ons leidt, of zijn we alleen?” vroeg ik hem. Hij had zijn ogen nog halfdicht, zijn tong hing uit zijn bek. Het leek of hij glimlachte. „Antwoord mij.”” [1] 
    • In het derde bachelor vielen twee Koreanen op: Yong-Soon Kwon en Minju Kim. Die laatste viel in de prijzen met zijn teddybeerjumpsuit en een hedendaagse kijk op comic strips. Kwon speelde met witte, halfdichte helmen en een prachtig weids silhouet in wit-rode tinten. [2] 
    • De volgende dag vond ik, naast een artikel over de tragedie aan het station, op het internet een kleine foto van Magda. Ze lacht haar bovenste tanden bloot en haar ogen tot leuke spleetjes halfdicht. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad Tjerk de Reus 27-12-2001 Licht over duistere werkelijkheid
  2. De Standaard 11 JUNI 2012 Veerle Windels Met dank aan de bruine tuiniervogel
  3. De Standaard 27 SEPTEMBER 2008 Magda
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be