Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hak·kel·kees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hakkelkees hakkelkezen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de hakkelkeesm

  1. (pejoratief) (verouderd) spotnaam voor iemand die stottert
      (…) maar dat is proza van een bever,
    een bangen, zwakken hakkelkees.
    [2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Reinaert van Malpertuus in: De Nieuwe Gids., jrg. 54 nr. 6 (augustus 1940), Luctor et emergo, Den Haag, p. 138