hagen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ha·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hagen |
haagde |
gehaagd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
- zinnen
- met een haag omgeven
Hyponiemen
Zelfstandig naamwoord
de hagen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord haag
Gangbaarheid
- Het woord hagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hagen" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- ha·gen
Naar frequentie | 2206 |
---|
Zelfstandig naamwoord
hagen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van hage
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- ha·gen
Zelfstandig naamwoord
hagen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van hage