Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·gel·ge·weer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hagelgeweer hagelgeweren
verkleinwoord hagelgeweertje hagelgeweertjes

Zelfstandig naamwoord

het hagelgeweero

  1. een vuurwapen om voornamelijk hagelpatronen mee af te schieten
    • Men jaagde met een hagelgeweer op fazanten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie