Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • had·de

Werkwoord

vervoeging van
hebben

hadde

  1. aanvoegende wijs van hebben in de verleden tijd
    • Hadde hij nog de kracht gehad om hem te gebruiken, voorzeker zou hij de overste doodgeschoten hebben. 


Noors

Woordafbreking
  • had·de
Naar frequentie 88

Werkwoord

hadde

  1. verleden tijd van ha


Nynorsk

Woordafbreking
  • had·de

Werkwoord

hadde

  1. verleden tijd van ha

Werkwoord

hadde

  1. verouderde spelling of vorm van hadde tot 2005 (van ha)
(verouderd) verleden tijd van have