hachelijkheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ha·che·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hachelijkheid | hachelijkheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de hachelijkheid v
- de mate waarin iets moeilijk, onzeker en ongewis is
- ▸ Schrijvers en sympathisanten van het pamflet beschouwden de bestaande democratie zelfs met ‘een gevoel van hachelijkheid’. Zij waren ‘ongerust’ en van mening dat het staatsbestel ‘bedroevend’ functioneerde. Actie was geboden, zoveel was duidelijk. Wellicht bood een volksraadpleging uitkomst, hoewel het woord referendum in het appèl nog niet voorkwam.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'hachelijkheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “'Referendum is feest van de raddraaiers'” (Donderdag 7 april 2016, 15:04), NOS